Dit jaar is de spanning op de bouwarbeidsmarkt duidelijk toegenomen. Afgaande op het aantal vacatures en het aantal bedrijven dat productiebelemmeringen ervaart vanwege personeelskrapte is de situatie alweer vergelijkbaar met de krapte die zich net voor de coronacrisis aandiende. De spanning op de bouwarbeidsmarkt zal de komende twee jaar bovendien nog verder toenemen. Hoge productiegroei in 2022 en 2023 vormt hiervan de achtergrond. Dit concludeert het EIB in de zojuist verschenen studie ‘Trends op de bouwarbeidsmarkt 2021-2025’.

Spanning bouwarbeidsmarkt opgelopen in 2021 ondanks lage productiegroei

De bouw is de coronacrisis goed doorgekomen. De productie heeft zich in 2020 en 2021 ongeveer gestabiliseerd. Opvallend was dat ondanks het uitblijven van productiegroei, de schaarste op de bouwarbeidsmarkt alweer enige tijd duidelijk toeneemt. Twee bijzondere factoren verklaren deze ontwikkeling en zijn beide op te vatten als effecten van de coronapandemie. De eerste opvallende ontwikkeling in het afgelopen jaar was een daling van het aantal buitenlandse arbeidskrachten. Na jaren van groei viel het aantal buitenlandse arbeidskrachten vorig jaar naar schatting met ongeveer 6.000 arbeidsjaren terug. Deze ontwikkeling betekende dat meer zij-instroom van Nederlandse arbeidskrachten nodig was om de productie te realiseren. De andere ontwikkeling die druk legde op de arbeidsmarkt, was een toename van het ziekteverzuim (uit voorzorg), waardoor minder productieve uren konden worden geleverd per werknemer.

Hoge productiegroei in 2022 en 2023: spanning op bouwarbeidsmarkt loopt verder op

Volgend jaar kan de bouwproductie krachtig groeien, waarbij met name de nieuwbouw van woningen eruit springt met dubbele groeicijfers. Met een totale volumegroei in de bouwnijverheid van 5% in 2022 en nog eens 3½% in 2023 is sprake van een krachtige vraag naar bouwactiviteiten.

Dit betekent dat de druk op de bouwarbeidsmarkt verder toeneemt in deze jaren. Er zijn wel twee factoren die extreme situaties op de bouwarbeidsmarkt naar verwachting kunnen voorkomen. De eerste factor is hernieuwde groei van het aantal buitenlandse arbeidskrachten. De eerste signalen hiervan kunnen op dit moment al worden waargenomen en als de pandemie niet opnieuw oplaait, is de verwachting dat dit doorzet. Dit geldt ook voor het ziekteverzuim dat geleidelijk dan weer naar gebruikelijke niveaus kan terugkeren, zodat extra productie deels door een stijgende productie per werknemer kan worden gerealiseerd.

Niettemin is de vereiste instroom vanuit opleidingen en zij-instroom van Nederlandse arbeidskrachten de komende twee jaar hoog; in 2022 en 2023 tezamen zullen hier 30.000 arbeidskrachten moeten instromen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een groei van het aantal buitenlandse arbeidskrachten in deze periode van cumulatief 8.000.

Middellange termijn: spanning op de bouwarbeidsmarkt zal weer kunnen afnemen

In 2024 en 2025 zal de groei afvlakken na de krachtige productiegroei in de jaren daarvoor. In die situatie kan de groei goeddeels worden opgevangen met het niveau van de instroom vanuit de opleidingen dat inmiddels is bereikt. Dit betekent nog wel dat de bouw binnen de technische opleidingen nog wat terrein moet winnen, maar de opgave is daarmee  overzichtelijker en de situatie duidelijk minder gespannen dan de komende twee jaar.

Over de gehele periode 2022-2025 zullen ruim 60.000 nieuwe arbeidskrachten de bouw moeten instromen om het geschetste productiebeeld te realiseren, waarbij het zwaartepunt ligt bij de komende twee jaar.

Werken in de bouw: goed fundament met enkele duidelijke uitdagingen

In de arbeidsmarktrapportage is dit jaar een speciaal onderwerp opgenomen waarin verschillende groepen werknemers zijn bevraagd over het werken in de bouw. Een belangrijke positieve conclusie is dat het werk in de bouw door werknemers zeer positief wordt beoordeeld en dit geldt zowel voor de mensen die met hun handen werken als voor technisch kaderpersoneel. Hiermee kan worden geconcludeerd dat het bouwberoep voor de relevante doelgroepen vanuit de inhoud een duidelijke aantrekkingskracht heeft waarop verder kan worden gebouwd in de sector.

Verbeterpunten zijn er duidelijk ook. Meer aandacht voor de sfeer en de verhoudingen bij individuele bedrijven, het beter verbinden van theorie en praktijk bij de opleidingen en het versterken van (de beperkte) loopbaanperspectieven voor werknemers die op de bouwplaats werken zijn de belangrijkste uitdagingen.