De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) is bedoeld om bestuur en toezicht van verenigingen en stichtingen te verbeteren. Er zijn regels opgesteld over taken, bevoegdheden, verplichtingen en aansprakelijkheid. De overheid wil met de wet voorkomen dat wanbestuur, onverantwoordelijk financieel beheer, zelfverrijking, misbruik van posities en andere ongewenste activiteiten verenigingen en stichtingen schaden. Helaas blijken zaken als ‘een greep uit de kas’ en ‘vriendjespolitiek’ vaker voor te komen dan velen denken. De wet gaat dat tegen door procedures en verantwoordelijkheden met elkaar te bespreken en vast te leggen.
Verplichtingen
- Bestuursleden en toezichthouders hebben de plicht het belang van de vereniging of stichting voorop te stellen. Dat klinkt logisch, maar anders dan bij ondernemingen was dat nog niet in de wet vastgelegd.
- Dit betekent dat de WBTR eisen stelt aan het handelen van bestuursleden en toezichthouders en hen verplichtingen oplegt.
Aansprakelijkheid
Als aan die verplichtingen niet wordt voldaan, kunnen bestuursleden en toezichthouders aansprakelijk zijn. In een aantal gevallen zelfs hoofdelijk aansprakelijk.
Eisen die bij ondernemingen worden gesteld aan Raden van Commissarissen gelden nu ook voor toezichthoudende organen, verenigingen en stichtingen.
Na introductie van de WBTR is de wettelijk regeling van aansprakelijkheid bij faillissement van toepassing op alle bestuurders en commissarissen van verenigingen en stichtingen, waarbij dan dient te worden opgemerkt dat het bewijsvermoeden niet geldt voor informele verenigingen en stichtingen.
Tegenstrijdige belangen
- Als een bestuurslid of toezichthouder een persoonlijk belang heeft dat strijdig kan zijn met het belang van de vereniging of stichting, mag hij of zij niet deelnemen aan de besluitvorming.
- Binnen de vereniging of stichting moet zijn vastgelegd hoe besluitvorming in dergelijke gevallen plaatsvindt.
Overige punten
In statuten van verenigingen of stichtingen moet staan hoe wordt omgegaan met situaties waarin er tijdelijk geen bestuurslid of toezichthouder is. Dat geldt dus ook als een bestuurszetel vacant is.
Een bestuurslid of toezichthouder mag niet meer stemmen uitbrengen dan de anderen samen. Hij of zij mag dus niet in de gelegenheid zijn alle anderen te ‘overrulen’.
De wet bevat veel meer onderdelen dan alleen de punten die hierboven zijn aangestipt.
De wet en de historie
Na een aanlooptijd van bijna 10 jaar is de nieuwe Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) gepubliceerd op 11 december 2020. Het geheel bestaat uit een flink aantal pagina’s met ingewikkelde wetteksten en verwijzingen. Klik hier om de tekst te bekijken
De aanleiding voor de wet zijn wantoestanden waarbij bestuurders zich verrijkten ten koste van een vereniging of een stichting. Die zaken haalden de voorpagina van de landelijke media. Opeens stonden de schijnwerpers op verenigingen en stichtingen. Ondanks het feit dat vele verenigingen en stichtingen het allemaal heel goed en netjes doen moet nu iedereen aan de slag.
De regering wil dat verengingen en stichtingen zich professioneler gedragen. Ook de kleinere.
Wij adviseren om de invoering van deze wet ook te zien als een kans om je vereniging en stichting net even beter te laten functioneren. Door wat zaken eens goed te doorlopen en af te spreken. Uiteindelijk hebben de vereniging en de leden daar ook baat bij.
De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) is bedoeld als verduidelijking van de regeling voor bestuur en toezicht van verenigingen en stichtingen.
De wet treedt op 1 juli 2021 in werking, na een lang aanlooptraject. De wet is de uitkomst van een ontwikkeling die is gestart bij het grote bedrijfsleven met hun aandeelhouders. Daar schoot het bestuur tekort, faalde de controle op dat bestuur en waren er schandalen. In reactie daarop kwam er strengere wetgeving en ook zelfregulering in de vorm van ‘governance’. Helaas bleken ook elders misstanden voor te komen. Op veel plaatsen bleek sprake te zijn van bijvoorbeeld belangenverstrengeling. Ook onttrokken partijen zich aan aansprakelijkheid. Ook bij verenigingen en stichtingen ging het geregeld mis. Juridisch was het probleem dat het hier om andere rechtsvormen gaat binnen het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 van het BW, in juridische taal). Het bestuur steekt dan anders in elkaar, al was het maar omdat er geen aandeelhouders zijn.
Het proces dat leidde tot de WBTR startte in 2012. Toen begon het gesprek over aanpassingen aan de wet voor verenigingen en stichtingen. Er waren grote incidenten die de pers haalden: Vestia, Meavita en Amarantis. In 2016 werd het wetsvoorstel voor het eerst behandeld in de Tweede kamer. Daarna ging het naar de Eerste kamer.
De WBTR is ingesteld om voor alle rechtsvormen dezelfde principes van ‘goed bestuur’ inhoud te geven. Politiek was er brede overeenstemming over dat doel. Doordat er steeds meer aandacht kwam voor misbruik van rechtspersonen, vaak onder de noemer van ‘ondermijning’ werd dat doel alleen nog maar duidelijker. Dat het toch nog lang heeft geduurd, komt omdat er van meerdere kanten aandacht werd gevraagd voor de spankracht van (kleinere) verenigingen en stichtingen.
De uitwerking heeft daarom meer aandacht gekregen. Wat mag je van verenigingen en bijvoorbeeld stichtingen voor goede doelen verwachten? Vaak bestaan ze uit vrijwilligers en zijn bestuurders moeilijk te werven. De wetsbehandeling heeft daarom lang geduurd. Omdat dit eigenlijk nooit het nieuws heeft gehaald, zien we nu dat verenigingen en stichtingen nog maar net van het bestaan van de WBTR hebben gehoord.
Als in juli 2021 de wet ingaat, zal de spanning tussen principes en spankracht nog niet zijn opgelost. Verenigingen en stichtingen moeten echt aan de bak om te bezien of ze aan de wet voldoen en zo nodig actie nemen. Tegelijk is er nog wat tijd en liggen de meeste bepalingen van de wet redelijk voor de hand. Dat neemt niet weg dat zaken hoe dan ook geregeld moeten zijn.
De hele wetsgeschiedenis leert dat verenigingen en stichting de trends volgen zoals die ook in het bedrijfsleven aan de orde zijn. Het is dan vooral zaak dat wetgever rekening blijft houden met de eigen aard en omvang van verenigingen en stichtingen. En het is zaak voor de verenigingen en stichtingen om de kansen te grijpen voor vernieuwing.
De onderdelen van de wet
- Stap 1: Waarom WBTR en wat moet je doen?
- Stap 2: Goed bestuur
- Stap 3: Aansprakelijkheid van bestuursleden
- Stap 4: Tegenstrijdig belang
- Stap 5: Afwezigheid van bestuursleden
- Stap 6: Meervoudig stemrecht
- Stap 7: Toezicht
- Stap 8: Bindende voordracht
- Stap 9: Raadgevende stem
- Stap 10: Statuten
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Een belangrijk onderdeel van de nieuwe Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR), waar je voor 1 juli 2021 aan moet voldoen, is de persoonlijke, hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuursleden en toezichthouders. Voorheen was je ook al aansprakelijk, maar de wet is strenger geworden. Als er wat misgaat binnen de vereniging, kun je persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. Ook voor daden van medebestuursleden. Bij financiële transacties kan dat grote persoonlijke gevolgen hebben. Daarbij maakt het niet uit of je een betaalde bestuurder bent of een vrijwilliger. Door de vereniging in te richten volgens de WBTR, verklein je de kans dat er wat misgaat en is de kans op vervelende persoonlijke consequenties vrijwel nihil.
Geen groot probleem mits je de WBTR goed regelt
Het is voor verenigingen en stichtingen heel onprettig als niemand meer bestuurslid durft te worden of te blijven vanwege dit aspect van de wet. Gelukkig is dat niet aan de orde als je de WBTR volgt. Het is niet ingewikkeld, maar het gaat niet vanzelf.
Je moet als bestuur met elkaar afspreken hoe je binnen vereniging of stichting besluiten neemt.
- Hoe je omgaat met zaken die financiële gevolgen hebben.
- Hoe besluitvorming is geregeld als het bestuur niet compleet is.
- Hoe je omgaat met tegenstrijdig belang.
- Er zijn 10 onderdelen die aandacht nodig hebben.
Voorkom aansprakelijkheid door handelwijze vast te leggen
Na bespreking, is het van belang de gemaakte afspraken vast te leggen: zo doen we dat binnen onze vereniging of stichting. Dat vastleggen doe je in het online werkboek in het WBTR-stappenplan. Daarna kun je het opnemen in je huishoudelijk reglement, je bestuur protocol of andere interne stukken.
Voor 1 juli zullen deze zaken intern besproken en vastgelegd dienen te zijn.
Voorbeeldteksten helpen je daarbij. Die opgeslagen informatie is handig als leden of anderen erom vragen. Ze stelt toekomstige bestuursleden ook gerust. Ze zien meteen: hier wordt goed omgegaan met het thema aansprakelijkheid.
De wetswijziging zal leiden tot een noodzakelijke aanpassing van de statuten van een vereniging. De statuten moeten een bepaling gaan bevatten waarin staat wat er moet gebeuren in het geval van afwezigheid van alle bestuurders (en/of toezichthouders). Dus bepaald moet zijn wie er beslissingen mogen nemen als niemand van het bestuur dat meer kan of mag.
Het doorvoeren van de wijziging moet gebeuren bij de eerstvolgende statutenwijziging. Dat hoeft dus niet voor de invoeringsdatum van de wetswijziging te zijn, maar is natuurlijk wel aan te bevelen. Zeker als de statuten toch al enigszins zijn verouderd. De nieuwe wettelijke bepalingen gaan echter al wel gelden.
In de WBTR is geen vaste termijn opgenomen met betrekking tot het tijdstip waarop de statuten eventueel aangepast moeten zijn. In theorie mag de vereniging jaren wachten. Het is raadzaam om een statutenwijziging in elk geval binnen een termijn van vijf jaar te voeren en liever natuurlijk binnen een kortere termijn.Als de statuten een bepaling bevat dat een bestuurder (of toezichthouder) méér stemmen kan uitbrengen dan alle andere bestuurders bij elkaar dan is deze bepaling tot uiterlijk 5 jaar na inwerkingtreding van de WBTR geldig (of de eerstvolgende statutenwijziging).
Op het moment dat er in de toekomst vanaf 1 juli 2021 (om welke reden dan ook) een statutenwijziging noodzakelijk is, zal er in dat geval rekening mee dienen te worden dat de statuten voldoen aan de WBTR.
Stappenplan
Via de website www.wbtr.nl kunt u, weliswaar tegen betaling, een stappenplan voor uw eigen vereniging volgen zodat u als vereniging nog voor 1 juli aanstaande up-to-date bent.